Messiaanse Studies 2
Weer twee van die zeven gemeenten uit Openb. 2 en 3. Zeven gemeenten in Klein-Azië die kennelijk als een zevental, als een compleet afgerond geheel aan ons gepresenteerd worden. Vanmiddag Sardis en Filadelfia. Ik probeerde in de vorige studies, bijeenkomsten, wat u maar zeggen wilt, aan te reiken dat deze zeven gemeenten in profetische zin ook behoorlijk wat voorstellen. Namelijk dat ze in feite de hele lijn van de kerkgeschiedenis etaleren. Ook dat er verbanden zijn met andere gedeelten uit het NT en OT.
Hier in dit boek wandelt de Here Jezus tussen de kandelaren. Hij ziet die zeven gemeenten en Hij beoordeelt ze, Hij bekijkt ze. Hij heeft de zeven sterren in Zijn rechter hand. Hij ziet wie daar verantwoordelijkheid willen en kunnen dragen. Dat zijn die engelen van die gemeenten.
De Here Jezus. Het gaat om de openbaring van de Here Jezus. Nu in de relatie tot de Gemeente op aarde. Dat zijn de hoofdst. 2 en 3. Het hele boek gaat over de Here Jezus, openbaring van Jezus Christus, maar bij hoofdst. 4 begint wat na dezen, wat na onze periode gaat komen. Nu nog heeft het te maken met onze periode, met onze tijd. En Sardis en Filadelfia horen daarbij. Iedere keer zie je in die gemeenten een bepaald aspect, een bepaald stuk naar voren komen waaraan je je ook zelf mag of moet spiegelen. Ik hoop ook dat u dat wilt en dat u verlangen hebt om de Here Jezus te zien, om die openbaring van Jezus Christus ook mee te krijgen en ook om er wat mee te doen, om er gewoon in de levenspraktijk inhoud aan te geven. Maar dat is niet alleen studie, het is niet een soort schooltje hier, alhoewel we dan wel in een soort bijbelschool zitten, maar dat is alleen maar de lokatie. De bedoeling is dat onze harten aangeraakt worden, onze levens veranderen en de Here Jezus zichtbaar wordt in onze levens. Daar gaat het om. Niet om een verzameling van kennis, zonder kennis gaat het ook niet hoor, ik wil dat niet ook bagatelliseren want dat moet gewoon, maar primair gaat het dan toch om de Here Jezus. U bent er en u hebt in elk geval interesse. Ik hoop ook dat u leven hebt, leven uit God. Leven uit God krijgt u als u gelooft in de Here Jezus. En soms zijn de mensen heel jong als ze leven uit God krijgen, soms zijn ze heel oud, dat is heel divers. En soms merk je dat en soms merk je het helemaal niet, tenminste zo gaat het mij een beetje. Ik kreeg een broer van een meisje, 17 jaar, had een moeilijke bijbelstudie over Ez. 1 en 2 meegemaakt, waarvan ikzelf vond van: Nou ja, ik moet het zeggen en ik wil het ook graag zeggen, maar het was wel een beetje pittig, een beetje moeilijk. En Hennie, mijn souffleur of souffleuse, ze is nu een beetje ziek, maar die zei: "Ik weet niet of dit wel overgekomen is." Nou, dat vond ik zelf ook een beetje. Twee weken later: Brief, 17 jaar, "Ik heb de Here Jezus leren kennen, toen en toen, daar en daar, onder die preek." Gelukkig, niet voor mij, maar er zijn toch elementen die overkomen, die het hart raken, die veranderingen brengen en die dan toch leven wekken, dat gebeurt gelukkig. en ook een oude mevrouw zei: "Ik heb de Here Jezus leren kennen." Veel en veel ouder, aan het eind van de rit bijna. En daar zit van alles tussen. Ik hoef dat ook niet te weten, ik houd de boekhouding niet bij, ik krijg er ook geen provisie van voor zover ik weet, dus ik houd dat maar zo. Maar in elk geval, leven uit God. Leven uit God krijgt u als u gelooft in de Here Jezus. Alleen maar door Hem. En ik hoop ook echt dat u met uw zonden, met uw verkeerdheid, met uw schuld naar de Here God gaat, en uw schuld en uw problemen aan de Here God gaat belijden, gaat erkennen. En de Here God laat dan weten door de dienst van nu, door een boek, door een andere preek: Geloof in de Here Jezus en je zult behouden worden, daar ligt de oplossing.
Maar geloven in de Here Jezus kan een beetje gedimd raken, een beetje onder de korenmaat komen. Dat kan zelfs een beetje uitgeblust worden. Niet weggaan, want als u leven hebt, leven uit God, hebt u per saldo eeuwig leven. Dat mag u echt in uw oortjes en in uw hart sluiten: Eeuwig leven. Dat doet niets af aan onze verantwoordelijkheid om ook nu voor de Here te leven en te doen wat Hij wil, dat is wat anders. Maar als u leven uit God hebt, dan hebt u eeuwig leven. Dat gaat niet meer weg. En ik weet dat de discussies dan komen: Ja, mijn kinderen, die hebben toen gezegd dat ze de Here Jezus hebben leren kennen, hebben daarna gewoon alles blauw blauw gelaten, of een andere kleur, maar ze zijn in elk geval nooit meer in een kerk geweest. En die vragen komen: Kun je nu zeggen dat ze gewoon behouden zijn. Kun je nu zeggen dat ze leven uit God hebben. Die vragen komen. Nog grover wordt het als je merkt van mensen die vroeger de Here Jezus dienden in hun gemeente, dat ze nu volstrekt verkeerde dingen doen. Dat is gewoon moeilijk. Moet je dan zeggen: "Aai over het bolletje, God heeft je lief, God houd van je en je hebt toen gezegd dat je een kind van God bent, je zit goed." Kun je dat zeggen? Nee, natuurlijk niet. Maar ik kan ook niet zeggen dat ze geen leven uit God hebben. Daar moet ik heel voorzichtig mee zijn. Maar ik kan ook niet zeggen dat hun route nu goed is. Ik moet zeggen: "Wat je nu doet dat is fout, dat is foute boel kan niet, bestaat niet. Als je zegt dat je een gelovige geweest bent dan moet je nu anders handelen, want nu zijn je daden anders dan jouw belijdenis." Ik moet het zeggen. Dat moet je ook zeggen. Dat doet nog niets af van het feit dat ze misschien leven uit God hebben. Nog een keer, als je nu iemand tegenkomt die tegendraads wandelt, dan moet je zeggen: "Nou, je hebt toen gezegd dat je een kind van God was, maar of het echt is kan ik nu niet zien in elk geval. Toch? Ik kan het nu niet meer zien."
Oke, nu zitten we eigenlijk al weer midden in ons onderwerp. Gelovigen hier op aarde vormen een getuigenis voor de Here Jezus. Vormen een gezelschap waarbinnen de Here Jezus zou moeten schitteren, war het echt om Hem zou gaan. Als het goed is in de gemeente, of het nu Sardis heet of Veenendaal heet, als het goed is in de gemeente gaat het om de Here Jezus, is Hij het centrum. En nu kan het gebeuren dat je de naam hebt van te leven en dat je dood bent. Dat staat hier. Gij hebt de naam van dat gij leeft maar gij zijt dood.
We hebben soms een hele beweging gehad in de kerkgeschiedenis. Er is een herleving geweest, bijvoorbeeld in de tijd van Luther, Calvijn, schitterende dingen zijn er gebeurd, magistrale dingen. Maar daarna is het weer weggeëbd in grote delen van Europa. Het is ondergesneeuwd. Gij hebt de naam van dat gij leeft maar gij zijt dood. Is het nu dan dood? Ja, dat kan ik niet beoordelen. Dat mag ik ook niet beoordelen. Ik zeg niet dat alles wat daarna gekomen is sowieso dood is. Dat is natuurlijk niet waar. Maar als je gewoon rondkijkt, dan vraag je je af: Waar is nu nog leven te bespeuren. Hier schrijft de Here Jezus Zelf, en Hij laat het Johannes even noteren als een soort secretaris, maar de Here Jezus zelf wil een boodschap kwijt aan de gemeente: Jullie zeggen dat je leeft en jullie hebben de naam van te leven maar er is van leven niets meer te merken. En Hij vergelijkt het hier met mensen die gewoon helemaal in slaap gevallen zijn. Wordt wakker. Eh, ik heb wel eens gewaakt bij iemand die op het punt staat om heen te gaan, sommigen hier hebben weken gewaakt, maar ja als er dan slaap is dan kom je soms heel dicht bij iemand van: ademt hij nog of is de adem al gestopt. De overgang is soms heel klein. En je moet heel dicht bij komen om er achter te komen of er echt leven is. Adem, het woord adem en het woord geest is precies hetzelfde in de bijbel. Het is hetzelfde woord, ook het woord wind, dat hoort er eigenlijk bij dat zit aan elkaar geklonken. En nu gaat het om mensen die een gemeente te Sardis vormen en die uiterlijk niet meer leven. Vorm is er nog, leven is niet meer merkbaar. Nou, nu gaat u uzelf maar eens voor de spiegel zetten. Ik bedoel niet een spiegel hier ergens in een gang maar gewoon de spiegel van het woord van God. Wat ik nu doe, is dat de uiterlijke vorm, is dat gewoon: ik ga ‘s zondags twee keer, ik, ja ik betaal wat ik zou moeten betalen. Ik ben niet negatief, ik ben gewoon positief. Ik doe gewoon mee, niemand kan mij iets maken. Altijd is Kortjakje ziek, ik citeer dat liedje heel vaak, midden in de week maar ‘s zondags niet. Zondags gaat ze naar de kerk met een boek vol zilverwerk. Zo moesten we dat zingen vroeger. Ik snapte er geen fluit van, toen hoor, helemaal niets, maar ja, ik heb van vaderlandse liedjes ook nooit zoveel begrepen, echt niet, de prince van Oranje dat zei me ook niets, ik bedoel uit het Wilhelmus of zo. Maar goed dat van Kortjakje dat snapte ik helemaal niet. Ik snap ook niet wat een boek vol zilverwerk is, dat zijn termen uit dat liedje, maar je zong het wel he, je moest het zingen, op school heb ik dat geleerd. Altijd is Kortjakje ziek, midden in de week maar ‘s zondags niet. Zondags gaat ze naar de kerk met een boek vol zilverwerk. Nou ja, later kom je erachter dat een boek vol zilverwerk, dat is een soort bijbel, maar dan helemaal met zilverbeslag. Ik kwam in Staphorst en toen zag ik ze allemaal lopen met een boek vol zilverwerk. Nou al die vrouwen lopen met, een schitterend gezicht hoor, prachtig. het was een soort tas he, met zilver beslag erom. Ja, je hebt ze in het groot maar je hebt ze ook in het klein. Altijd is Kortjakje ziek, midden in de week, maar ‘s zondags in optimale conditie, weet je wel, met een boek vol zilverwerk, ter kerke. Altijd was ze ziek. Het is eigenlijk een droevig liedje. Er werd eigenlijk gezegd: je merkt nooit iets van het geloof behalve op zondag. Dat is het liedje. Ze is altijd ziek, behalve ‘s zondags. ‘s Zondags doet ze mee, ‘s zondags gaat ze, maar maandag en dinsdag is ze ziek. Gewoon op bed? Nee, daar ging het niet om. Je merkte er niets van. Je merkte niets van het geloof. Hoe is het met jou. Gij hebt de naam van dat gij leeft maar gij zijt dood. Wordt wakker. Dat is een appèl, dat is een heel nadrukkelijk signaal om te ontwaken. Wakker worden, ontwaken. Weet je, in de bijbel staat heel veel over slapen. Wie slape, slape ‘s nachts. Als de glorie van de Here Jezus op de berg der verheerlijking er is, en Petrus daar is met Jakobus en Johannes, dan komen Mozes en Elia. En wat gebeurt, tot onze stomme verbazing vallen Petrus en Jakobus en Johannes in slaap. Nou, u had gedacht, als je nou toch een keer een ontmoeting met Mozes kunt krijgen, zitten, dat zal me niet overkomen. En als het in de hof van Getsemane tot een vraag komt van de Here Jezus: "Zou je een uur met mij willen waken", Petrus, Jakobus en Johannes, dezelfde drie, wat gebeurt er dan, slapen ze weer. En als het gaat om de komst van de bruidegom, Matt. 25, slapen ze ook, alle tien, ook de wijzen, ook in slaap gevallen. De glorie van de Here Jezus, het lijden van de Here Jezus en de komst van de Here Jezus is kennelijk slaapverwekkend. Sorry hoor. "Natuurlijk is dat niet slaapverwekkend", zegt u, "Hoe durft u." bent u wakker dan? Hoe kan het dan dat de gelovigen zo in slaap gevallen zijn. Hoe kan het dan dat ze uiterlijk de vorm hebben van leven, maar innerlijk geen leven hebben. Het lijkt alsof ze dood zijn. Het leeft niet meer. Er worden herhalingen voor de tv uitgezonden van de cabaretier Fons Jansen, ik vind het een beetje een flauwe man hoor, niet mijn smaak, maar goed, ":Mijn vrouw, mijn vrouw", zegt hij op een bepaalde manier, "is net een boek, maar ik heb het uit." Zo van, het is over, er is niets meer. Nou, is dan ook zo met uw geloof? Dat mag je toch elkaar vragen? Nu, dat is de boodschap. En nu gaat het er niet om of u dit nu wel of niet pikt, het gaat erom, als u niet meer leeft voor de Here Jezus, dan wordt Hij ook niet openbaar door u. Dat bedoelt dit stukje. En als het alleen maar vorm is, dan komt er niets meer uit. Dan is er ook geen, charisma zeggen wij vandaag, er is geen uitstraling, er is gewoon niets, er is helemaal niets, het is gewoon over. En je kunt elke zondag gaan en je kunt heel trouw je kerkelijke verplichtingen gaan volbrengen maar als er geen leven is, als er geen echte motivatie is, ja nou, dan slaap je en dan is het alsof het een dode is. Nog een keer, niemand zegt hier dat ze ook inderdaad dood zijn, dat ze geen leven hadden, dat staat hier niet. Dat kunnen we ook niet beoordelen, dat moet je ook aan de Here zelf overlaten.
=====================
De Hebreeuwse namen Jehoshua en Jeshua
Zie studie op de website >>>> http://www.immanuel-gemeente.nl/documents/JESHUA_De_Naam_van_de_Zoon_A4.pdf
Shalom, …
In de grondtekst van het nieuwe testament wordt Jezus genoemd met de Griekse naam Ie’sous (Iησους). In de latere Latijnse vertaling van de Bijbel, de Vulgaat, werd de Griekse naam Ie’sous vertaald met de Latijnse naam Iesus. Het is van deze Latijnse naam dat de Nederlandse naam Jezus is afgeleid. De naam Jezus gaat dus via het Latijn terug op de Griekse grondtekst van het nieuwe testament.
Jezus was echter geen Griek, maar een Jood en hij sprak een Semitische taal. Waarschijnlijk sprak Jezus Aramees of in ieder geval een variant van het Hebreeuws dat sterk beïnvloed was door het Aramees. In de evangeliën wordt Jezus namelijk een aantal keer geciteerd met een Aramese uitspraak. (Marc 14:36, Marc 7:34, Marc 5:41, Mat 27:46)
Het ligt daarom voor de hand dat Jezus eigenlijk een Hebreeuwse of Aramese naam moet hebben gehad. Deze naam moet dan in het Grieks met Ie’sous worden weergegeven.
In de derde eeuw voor het begin van de christelijke jaartelling was er een Griekse vertaling, de Septuagint, gemaakt van de Hebreeuwse heilige schriften, ons huidige oude testament. In deze Griekse vertaling kwam de naam Ie’sous veelvuldig voor. Op deze plaatsen stonden er in het Hebreeuws eigenlijk de namen Jehoshua (ewSwhy) en Jeshua (ewSy). Het zijn dus de Hebreeuwse namen Jehoshua en Jeshua die in het Grieks worden weergegeven met Ie’sous. Kennelijk heette Jezus eigenlijk Jehoshua (ewSwhy) of Jeshua (ewSy).
Beide namen kunnen verwijzen naar dezelfde persoon
In het oude testament komen vier mannen voor met de naam Jehoshua. Twee daarvan zijn erg bekend, namelijk legeroverste Jozua[1] en hogepriester Jozua[2]. De overige twee zijn minder bekend[3].
[1] Jozua, de zoon van Nun. De directe opvolger van Mozes.
[2] Jozua, de zoon van Josadak. De eerste hogepriester na de Babylonische ballingschap.
[3] Eén van de inwoners van Bet-Semes ten tijde van de richter Samuël (1Sam 6:14, 1Sam 6:18) en de overste van Jeruzalem ten tijde van de Judese koning Josia (2Kon 23:8).
Het aantal mannen dat in het oude testament Jeshua heet, komt waarschijnlijk neer op acht[4]. Hieronder vallen ook de legeroverste Jozua en de hogepriester Jozua. De overige zes zijn minder bekend[5]. Ook was er een stad met de naam Jeshua in Neh. 11:26.
[4] Het is mogelijk dat op verschillende Schriftplaatsen dezelfde Jeshua is bedoeld.
[5] Een priester ten tijde van David (1Kron 24:11, Ezr 2:36, Neh 7:39), een priester ten tijde van koning Jechizkia (2Kron 31:15), een Israëliet die terugkeerde uit de Babylonische ballingschap (Ezr 2:6, Neh 7:11), het hoofd van een Levitisch huis na de Babylonische ballingschap (Ezr 2:40, 8:33, Neh 3:19, 7:43, 10:9), één van de levieten die het opzicht had over de herbouw van de tempel (Ezr 3:9, Neh 8:7, 9:4, 9:5, 12:8, 12:10) en een Levitische tempelzanger (Neh 12:24).
Het is opvallend dat legeroverste Jozua en hogepriester Jozua zowel Jehoshua (ewSwhy) als Jeshua (ewSy) worden genoemd. Legeroverste Jozua wordt 204x Jehoshua[6] genoemd en slechts 1x Jeshua in Neh 8:17.
[6] Ex 17:9, 17:10, 17:13, 17:14, 24:13, 32:17, 33:11, Num 11:28, 13:16, 14:6, 14:30, 14:38, 26:65, 27:18, 27:22, 32:12, 32:28, 34:17, Deut 1:38, 3:21, 3:28, 31:3, 31:7, 31:14 (2x), 31:23, 34:9, Joz 1:1, 1:10, 1:12, 1:16, 2:1, 2:23, 2:24, 3:1, 3:5, 3:6, 3:7, 3:9, 3:10, 4:1, 4:4, 4:5, 4:8 (2x), 4:9, 4:10 (2x), 4:14, 4:15, 4:17, 4:20, 5:2, 5:3, 5:4, 5:7, 5:9, 5:13 (2x), 5:14, 5:15 (2x), 6:2, 6:6, 6:8, 6:10, 6:12, 6:16, 6:22, 6:25 (2x), 6:26, 6:27, 7:2, 7:3, 7:6, 7:7, 7:10, 7:16, 7:19, 7:20, 7:22, 7:23, 7:24, 7:25, 8:1, 8:3 (2x), 8:9 (2x), 8:10, 8:13, 8:15, 8:16, 8:18 (2x), 8:21, 8:23, 8:26, 8:27, 8:28, 8:29, 8:30, 8:35, 9:2, 9:3, 9:6, 9:8 (2x), 9:15, 9:22, 9:24, 9:27, 10:1, 10:4, 10:6, 10:7, 10:8, 10:9, 10:12, 10:15, 10:17, 10:18, 10:20, 10:21, 10:22, 10:24 (2x), 10:25, 10:26, 10:27, 10:28, 10:29, 10:31, 10:33, 10:34, 10:36, 10:38, 10:40, 10:41, 10:42, 10:43, 11:6, 11:7, 11:9, 11:10, 11:12, 11:13, 11:15 (2x), 11:16, 11:18, 11:21 (2x), 11:23 (2x), 12:7 (2x), 13:1, 14:1, 14:6, 14:13, 15:13, 17:4 (2x), 17:15, 17:17, 18:3, 18:8, 18:9, 18:10 (2x), 19:49, 19:51, 20:1, 21:1, 22:1, 22:6, 22:7 (2x), 23:1, 23:2, 24:1, 24:2, 24:19, 24:21, 24:22, 24:24, 24:25, 24:26, 24:27, 24:28, 24:29, 24:31 (2x), Richt 1:1, 2:6, 2:7 (2x), 2:8, 2:21, 2:23, 1Kon 16:34, 1Kron 7:27
Daarentegen wordt hogepriester Jozua ongeveer even vaak Jehoshua als Jeshua genoemd, namelijk 11x Jehoshua[7] en 10x Jeshua[8]. Beide namen kunnen dus verwijzen naar dezelfde persoon[9].
[7] Hag 1:1, 1:12, 1:14, 2:2, 2:4, Zach 3:1, 3:3, 3:6, 3:8, 3:9, 6:11
[8] Ezr 2:2, 3:2, 3:8, 4:3, 5:2, 10:18, Neh 7:7, 12:1, 12:7, 12:26
[9] Iets dergelijks speelt ook bij de naam Johannes. Deze gaat terug op de Hebreeuwse naam Jochanan (Strong #03110), hetgeen weer een verkorting is van de oorspronkelijke naam Jehochanan (Strong #03076). In de Bijbel wordt de zoon van Eljasib zowel Jehochanan (Ezra 10:6) als Jochanan (Neh 12:23) genoemd.
Beide namen hebben dezelfde betekenis; Jahweh-bevrijdt
Het verband tussen de namen Jehoshua en Jeshua wordt duidelijk wanneer we teruggaan naar het moment dat legeroverste Jozua zijn naam ontving. Van geboorte heette hij namelijk eigenlijk Hosea[1][2]. Deze naam is afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord jasha (eSy)[3], dat ‘redden’ of ‘bevrijden’ betekent. De naam Hosea (eSwh), betekent daarom zoiets als ‘de bevrijder’.
[1] Num 13:8, 13:16
[2] Strong's Concordance #01954
[3] Strong's Concordance #03467
Het was Mozes die deze naam wijzigde (Num 13:16) door de naam van God toe te voegen[4] aan de naam van Hosea. De nieuwe naam Jehoshua (ewSwhy) betekent dan zoiets als Jahweh-bevrijdt. Het naar God verwijzende voorvoegsel Jeho- is geheel gelijkwaardig aan het naar God verwijzende voorvoegsel Je-. De namen Jehoshua en Jeshua betekenen dus exact hetzelfde, namelijk Jahweh-bevrijdt.
[4] De Godsnaam JHWH werd aan persoonsnamen toegevoegd door de voorvoegsels Ja-, Je-, Jeho-, Jehu- en Jo- of met de achtervoegsels -ai, -ia, -ja, -jahu en –wahu. Mozes voegde dus het voorvoegsel Jeho- toe aan de naam Hosea.
Volgens de evangelist Matteüs is dit eveneens de betekenis van de naam van Jezus. Bij de naamgeving van Jezus wordt namelijk als reden vermeld dat hij het is die zijn volk zal bevrijden van hun zonden (Mat 1:21). Hiermee verwijst Matteüs naar het werkwoord ‘bevrijden’ dat kennelijk in de naam van Jezus aanwezig is.
Ook ziet Matteüs in de naamgeving van Jezus de vervulling van de profetie dat God met ons zal zijn (Mat 1:23). Hiermee verwijst Matteüs naar de naam van God die kennelijk in de naam van Jezus aanwezig is. Volgens Matteüs betekent de naam van Jezus dus zoiets als God-bevrijdt. Dit komt goed overeen met de betekenis van de namen Jehoshua en Jeshua, namelijk Jahweh-bevrijdt.
Jeshua is de roepnaam die hoort bij de oorspronkelijke naam Jehoshua
Voorafgaande aan de Babylonische ballingschap werd de naam Jehoshua veel vaker gebruikt dan de naam Jeshua, zodat legeroverste Jozua slechts eenmaal met de verkorte naam Jeshua wordt genoemd. Na de Babylonische ballingschap kwam de verkorte naam Jeshua echter veel vaker voor, zodat deze naam ruimschoots wordt gevonden in de Bijbelboeken die vlak na de Babylonische ballingschap zijn geschreven. Beide namen bleven echter beschouwd worden als geheel gelijkwaardige namen, zodat de hogepriester Jozua uitsluitend Jehoshua (ewSwhy) wordt genoemd door de profeten Hagai en Zacharia en uitsluitend Jeshua (ewSy) in de historische boeken Ezra en Nehemia.
Het is opvallend dat de hogepriester Jozua uitsluitend Jeshua wordt genoemd door de geschiedschrijvers Ezra en Nehemiaen uitsluitend Jehoshua door de profeten Hagai en Zacharia. Het ligt daarom voor de hand, dat hogepriester Jozua in het dagelijks leven gewoon Jeshua werd genoemd, maar dat de profeten de voorkeur gaven aan de oorspronkelijke naam Jehoshua, zoals deze door de profeet Mozes aan Hosea werd gegeven. Men kan de naam Jeshua daarom beschouwen als de roepnaam die bij de oorspronkelijke naam Jehoshua hoort.
Jezus’ werd in het dagelijks leven waarschijnlijk Jeshua genoemd
Op grond van de Griekse grondtekst van het nieuwe testament kan worden vastgesteld dat de Hebreeuwse naam van Jezus in het Grieks moet worden weergegeven met Iesous. Dankzij de Septuaginta weten we dat dit zowel geldt voor de Hebreeuwse naam Jehoshua als voor de naam Jeshua. Deze beide namen blijken geheel gelijkwaardig te zijn. Beiden kunnen verwijzen naar dezelfde persoon en ook hebben ze beiden exact dezelfde betekenis. Op grond van dit alles kan dus niet duidelijk worden gesteld of Jezus in het dagelijks leven nu Jehoshua of Jeshua werd genoemd.
Het is echter wel duidelijk geworden dat de naam Jeshua kan worden beschouwd als de roepnaam die hoort bij de oorspronkelijke naam Jehoshua. Dus of Jezus in het dagelijks leven nu Jehoshua of Jeshua werd genoemd; in beide gevallen kan worden gesteld dat “zijn oorspronkelijke naam” Jehoshua was. Die stelling is in ieder geval waar.
Vervolgens kan worden toegevoegd dat zijn roepnaam waarschijnlijk Jeshua was. Volgens de Bijbel was deze naam sinds de Babylonische ballingschap heel gebruikelijk, hetgeen bijzonder duidelijk wordt bij hogepriester Jozua. Er is echter nog een ander argument dat pleit voor de naam Jeshua.
In de tweede eeuw van de christelijke jaartelling werd er een Syrische vertaling gemaakt van het Hebreeuwse Oude Testament, de Peshitta. Later werd er ook een Syrische vertaling gemaakt van het Griekse Nieuwe Testament. Hierin wordt Jezus genoemd met de naam Jeshu[1]. Deze spelling kan niet een transliteratie zijn vanuit de Griekse grondtekst omdat de Griekse taal geen sh-klank kent. Men heeft dus kennelijk een andere bron gebruikt naast de Griekse grondtekst.
[1] De Hebreeuws grammaticale furtive pathach wordt niet gebruikt in het Syrisch zodat de a op het eind niet werd gebruikt
Nu wil het feit, dat het Syrisch een dialect is van het Aramees. Ook woonden er toentertijd nog veel Aramees sprekende gemeenschappen in de regio die soms teruggingen op de gemeenschappen die werden gesticht door de apostelen. Het ligt daarom voor de hand, dat de Syrische vertalers degelijke kennis hadden van de Aramese naam van Jezus. Dat zij kozen voor de naam Jeshu, pleit ervoor dat Jezus in het dagelijks leven[2] waarschijnlijk bekend stond als Jeshua en niet als Jehoshua.
[2] Jezus sprak zelf tenslotte ook Aramees, zie voetnoot 2 op blz 2
Jezus heette zeker niet Jahshua(h)
In de jaren dertig van de twintigste eeuw kwam er een beweging op “The Sacred Name Movement” die beweerde dat de namen van JHWH en Jezus correct moesten worden uitgesproken om daardoor verlost te worden. Deze beweging bestaat vandaag de dag nog steeds en zij verkondigt, dat de naam Jahshua de enige juiste is. De redenering achter deze uitspraak is als volgt. Aangezien de naam van Jezus Jahweh-redt betekent, zou de naam van Jahweh duidelijk herkenbaar moeten zijn in de naam van Jezus. Jeshua wordt daardoor Jah-shua[1].
[1] De Godsnaam Jah is een literaire verkorting van de naam JHWH welke 49x in de grondtekst van de Bijbel wordt gebruikt, waarvan 43x in de Psalmen. Van deze vermeldingen komen er 22 voor in de uitroep hallelu-Jah, hetgeen betekent prijst-Jah!
Een soortgelijke spelling werd al aangetroffen bij occultisten in de 15e en 16e eeuw. Zij veronderstelden dat de naam van Jezus een bewerking moest zijn van de Godsnaam JHWH. Daartoe plaatsen zij de Hebreeuwse letter shin (S) tussen de JH en de WH om zo uit te komen op de naam Jah-s-huah. Daar de Godsnaam JHWH ook wel het tetragrammaton[3] werd genoemd, noemden zij de naam Jahshuah het pentagrammaton[4]. Het pentagrammaton werd veelvuldig gerangschikt op de vijf punten van het occulte pentagram. Ook in het moderne occultisme krijgt de naam Jahshuah veelal de voorkeur.
[3] Grieks voor ‘vier letters’,
[4] Grieks voor ‘vijf letters’
Zowel de redenering van de Sacred Name Movement als de redenering van de occultisten kunnen op het eerste gezicht nog best aannemelijk lijken. Het is echter een eenvoudig te verifiëren feit, dat de namen Jahshua en Jahshuah gewoonweg niet in de grondtekst van de Bijbel voorkomen. Het zijn amateuristische constructen die de schijn van waarheid hebben maar dat bewijsbaar niet zijn.
Daaraan kan nog worden toegevoegd dat de Bijbelse namen Jehoshua en Jeshua veelvuldig worden ondersteund door archeologische vondsten[5], terwijl de namen Jahshua en Jahshuah nog nooit bij enige opgraving zijn aangetroffen.
[5] "Buried Hope Or Risen Savior: The Search for the Jesus Tomb", blz 81, Charles Quarles, 2008, ISBN 978-0-8054-4717-0
Door Wim Koning
Maak jouw eigen website met JouwWeb